Eerder schreef ik op de website over hoe er wordt herdacht. https://www.backtonormandy.org/nederlands/621-arrogantie-van-nederlanders-in-arromanches.html. Ik was toen boos hierover.
Ronduit storend vond ik het optreden van de Prinses Irene brigade, aangevoerd door Generaal Hemmes (met wie ik overigens wel de mening deel dat er verzoend moet worden met het verleden, met de Duitsers en Jappanners). maar het zit 'm in de manier waarop.
Ik was geraakt door het volgende artikel uit de Volkskrant. Ik kan mij geen betere verzoening voorstellen als wat Saskia Rummenie uit Paderborn hier doet.
Duitse toeristen durven de Hollandse Schouwburg in Amsterdam amper te betreden. Vrijwilliger Saskia Rummenie (19) geeft rondleidingen in de oude deportatieplaats, maar kwam er ook ‘een beetje bangig’ binnen. De Joodse vrijwilligers zien de Duitsers juist graag komen, ‘maar die taal krijg ik echt mijn mond niet uit’.
Hessel von Piekartz 29 juli 2019
De Duitse Saskia Rummenie (19) wist niet wat ze moest doen toen ze voor het eerst de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam binnenstapte. Wat kon ze vragen aan de Joodse vrijwilligers? En mocht ze op deze plek – waarvandaan Duitse nazi’s in de Tweede Wereldoorlog duizenden Joden deporteerden – haar moedertaal eigenlijk wel spreken?
‘Wij Duitsers zijn de Tweede Wereldoorlog begonnen en alleen al daarom schuldig aan het veroorzaken van een onmetelijk lijden van de mensheid.’ In die overtuiging trokken de Duitse vrijwilligers van Aktion Sühnezeichen Friedensdienste (‘Actie Verzoeningsteken Vredesdienst’, ASF) in 1959 naar Nederland. Ze bouwden vakantiehuisjes voor Rotterdamse havenarbeiders, zwaar getroffen door het Duitse bombardement op hun stad. De eerste stap naar verzoening moest van ‘de kant van de daders en hun nazaten’ komen.
Zestig jaar na die eerste toenadering komt jaarlijks nog steeds een twintigtal ASF’ers naar Nederland. Onder hen Saskia, die een jaar lang vrijwilligerswerk doet bij Joodse instellingen en herdenkingsplekken.
Het was niet zozeer uit schuldgevoel dat Saskia zich een jaar geleden aanmeldde bij ASF – zelfs haar grootouders waren nog maar kinderen toen de oorlog uitbrak. Wel is ze geïnteresseerd in alles wat met de oorlog te maken heeft. Tijdens een schoolexcursie naar kamp Buchenwald – midden in de winter – werd ze geraakt door het lijden van de miljoenen slachtoffers. ‘Wij waren daar twee uur en hadden het verschrikkelijk koud, maar ik kon alleen maar denken aan de mensen die hier maanden en jaren moesten blijven.’
Duits spreken
Die eerste dag in de Hollandsche Schouwburg stond ze ‘een beetje bangig’ in de hal. Waren het niet de nazi’s uit háár land die hier zo verschrikkelijk hadden huisgehouden? Voorzichtig stelde Saskia zich voor – in het Engels, met licht Duitse tongval. Ze was opgelucht over de reactie van de Joodse vrijwilligers. ‘Dat ik Duits ben, was geen probleem. Ik mocht het zelfs spreken.’
Saskia’s stem galmt tussen de vier half afgebroken muren, zes banken en het stenen monument op de binnenplaats van de Hollandsche Schouwburg. ‘Hier verzamelden Nederlandse en Duitse nazi’s duizenden Joden voor deportatie’, vertelt ze aan vier Deense bezoekers.
Op deze plek – toen de theaterzaal – moeten meer dan duizend mensen bij elkaar hebben gestaan. Wachtend op deportatie. Via Westerbork naar Dachau en Auschwitz. Van die duizenden mensen zou bijna niemand terugkeren. Na elf maanden kent Saskia bijna alle details uit haar hoofd.
De twee Joodse vrijwilligers die vandaag de balie van de Hollandsche Schouwburg bestieren, zijn blij met hun Duitse hulp. Saskia spreekt inmiddels vloeiend Nederlands. ‘Ze moeten eerst nog alles leren, maar aan het eind van hun periode denken ze allemaal dat ze manager zijn’, zegt een van hen. ‘Ontzettend leuk om te zien.’
Ongemak
Hoe anders was het jaren geleden toen ze voor het eerst hoorden dat een Duitse vrijwilliger het team kwam versterken. ‘Daar had ik het moeilijk mee’, bekent een 77-jarige Joodse vrijwilliger. Als ondergedoken kind overleefde ze de oorlogsjaren. Haar familie leed zwaar onder de Duitse bezetting. ‘Mijn familienaam staat op deze muur’ – ze wijst naar een haast oneindige lijst van getroffen Joodse families, in witte letters geschreven op een zwarte wand in het gebouw.
In dat ongemak staat ze niet alleen. De ASF-vrijwilligers bezoeken elke maand Holocaustoverlevenden. Een van hen had een dringend verzoek voor de organisatie. ‘Ze mochten hem absoluut niet in het Duits bellen’, vertelt Saskia. ‘Dat bracht de oorlog te dichtbij.’
In de Hollandsche Schouwburg hebben Saskia en haar voorgangers het gevoel van ongemak grotendeels weggenomen. ‘Ik heb geleerd dat je niet alle Duitsers kunt generaliseren’, zegt een van de Joodse vrijwilligers. Maar Duits spreken ze zelf liever nog steeds niet, vult de ander aan. ‘Die taal krijg ik echt mijn mond niet uit.’
In de jaren na de oprichting moest ASF veel moeite doen om vrijwilligers geplaatst te krijgen op herdenkingsplekken of bij Joodse instellingen, zegt Barbara Schöpping van ASF Nederland. ‘Het contact tussen Nederland en Duitsland is flink verbeterd. Sommige overlevenden willen nog steeds niks met Duitsers te maken hebben, maar meer mensen zijn ervan overtuigd dat de huidige generatie niet meer schuldig is.’
Fotomap
Op de herdenkingsplek in de Hollandsche Schouwburg luisteren de Deense bezoekers aandachtig naar Saskia’s verhaal. Met een grote fotomap staat Saskia voor haar publiek, een paar meter van waar ooit het podium heeft gestaan. Veel van de plaatjes slaat ze over. Als ze wil, zegt ze, zou ze met de verhalen uren kunnen vullen.
Naast de Denen zijn er vandaag Amerikaanse, Chinese en Nederlandse bezoekers. Geen Duitsers. Die voelen zich vaak ongemakkelijk als ze binnenkomen, vertellen de twee Joodse vrijwilligers. Ze doen voorzichtig de deur open, kijken afwachtend om zich heen en vragen dan of ze eigenlijk wel welkom zijn. Altijd in gebrekkig Engels – dat Duits horen de medewerkers er zo doorheen. En altijd antwoorden ze dat het prima is. Ze vinden het ‘juist heel fijn’ dat Duitse bezoekers geïnteresseerd zijn in het monument.
Voor Saskia is de laatste maand in Nederland bijna begonnen. Na de zomer gaat ze terug naar haar woonplaats Paderborn, waar ze wil beginnen aan een opleiding tot basisschoolleerkracht. Ze ziet op tegen haar vertrek. ‘Ik ben hier echt nog niet klaar. En ik krijg zeker heimwee. Mijn werk en Amsterdam ga ik heel erg missen.’
De twee Joodse vrijwilligers die de Volkskrant voor dit artikel sprak, wilden vanwege privacyredenen niet met naam in de krant.